Evert van Kemnade
Genealogie van Arnold IV van Flodrop van Wachtendonk.
ook in
Genealogie van Bruno van Este.
Evert van Kemnade (Eberhard van Ulft).tr.
met
Jutta van Heeckeren van der Ese, dr. van Friedrich van Heeckeren en Swedera van Haren, vrouwe van Gramsbergen.
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Agnes | | | | | | 1 | 2 |
>
Jutta van Heeckeren van der Ese
in
Genealogie van Arnold IV van Flodrop van Wachtendonk.
Genealogie van Bruno van Este.
Jutta van Heeckeren van der Ese, vrouwe van Gramsbergen.tr.
met
Evert van Kemnade (Eberhard van Ulft).
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Agnes | | | | | | 1 | 2 |
>
Langen von Munster te Surenberg
in
Genealogie van Arnold IV van Flodrop van Wachtendonk.
Genealogie van Bruno van Este.
Langen Freiherr von Munster te Surenberg, geb. in 1603, ovl. in 1680.tr. (1) in sep 1632
met
Agnes (Aleida) van Aeswijn (Monster tot Sourenburg), dr. van Jhr Eustaes (Statius) van Aeswijn (heer van Gramsbergen, WilIige Langerak) en Anna van Wachtendonck (vrouwe van Bösenberg), geb. in 1594, ovl. op 28 feb 1644.
tr. (2)
met
Catharina Walpurga van Haren, geb. in 1626, ovl. op 9 aug 1699
>
Agnes van Wachtendonk
in
Genealogie van Arnold IV van Flodrop van Wachtendonk.
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Ans Karstens
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Kwartierstaat van Eunice Roos
Kwartierstaat van Hans Willem Johan van der Wind
Kwartierstaat van Magda en Paul Breedveld
Kwartierstaat van Marinus Pannevis
Agnes van Wachtendonk1,2,2 (van Wachtendonck), geb. circa 1150, ovl. circa 1203.tr.
met
Floris I graaf van Lynden gezegd de Jonge1 (Lijnden), zn. van Willem I de Slinkse ridder van Lynden en Ingen en Agnes Sophie van Montbeliard-Altena, geb. Lienden in 1150, ridder, ovl. in sep 1203, begr. Lienden,
, richter van de Veluwe vanwege den Graaf van Gelre, in 1203 door zijn neef Jan heer 4, van Buren op de jacht gedood.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Willem II | *1166 | Ingen | †1227 | Ane | 61 | 1 | 2 |
>
Floris I van Lynden gezegd de Jonge
in
Genealogie van Arnold IV van Flodrop van Wachtendonk.
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Ans Karstens
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Kwartierstaat van Eunice Roos
Kwartierstaat van Hans Willem Johan van der Wind
Kwartierstaat van Jacoline van Dijk
Kwartierstaat van Lourens de Groot
Kwartierstaat van Magda en Paul Breedveld
Kwartierstaat van Marinus Pannevis
Floris I graaf van Lynden gezegd de Jonge1 (Lijnden), geb. Lienden in 1150, ridder, ovl. in sep 1203, begr. Lienden,
, richter van de Veluwe vanwege den Graaf van Gelre, in 1203 door zijn neef Jan heer 4, van Buren op de jacht gedood.- Vader:
Willem I de Slinkse ridder van Lynden en Ingen, zn. van Arnold heer van Lynden van Aspremont (Ridder) en Helena van Boesichem, geb. Buren in 1124, ovl. op 8 jan 1186,
, Guilielmus de Lindina, ridder, bijgenaamd de Slinkse, die ook een kruistocht volbracht, en overl. 1186, tr. in 1149.
tr.
met
Agnes van Wachtendonk1,2,2 (van Wachtendonck), dr. van Diederik van Este van Wachtendonk en Agnes van Loon, geb. circa 1150, ovl. circa 1203.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Willem II | *1166 | Ingen | †1227 | Ane | 61 | 1 | 2 |
>
Jan van Arkel
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Ans Karstens
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Kwartierstaat van Jacoline van Dijk
Kwartierstaat van Lourens de Groot
Jan van Arkel, geb. in 1314, bisschop van Utrecht van 1342 tot 1364 en prins-bisschop van Luik van 1364 tot 1378, ovl. Luik (B) op 1 jul 1377,
, na de dood van bisschop Jan III van Diest in 1340 kwam het niet direct tot een opvolger. De kapittels hadden Jan van Bronkhorst gekozen, de paus benoemde Nicolaas Capocci. Deze werd echter niet aanvaard door de kapittels en trok zich terug. De uiteindelijke benoeming van Jan van Arkel tot bisschop was te danken aan de invloed van graaf Willem IV van Holland.
Zijn voorganger had het Sticht achtergelaten als een protectoraat van Holland en het bewind van Jan van Arkel was erop gericht zich aan de voogdij van zijn voormalige Hollandse beschermers te onttrekken. Hij bleek hierin zeer succesvol en wist bovendien financieel orde op zaken te stellen. Hij werd bij zijn optreden gesteund door de stad Utrecht, die begreep dat zonder een sterk landsheerlijk gezag de positie van verschillende edellieden te sterk werd, met het optreden van roofridders en vrijbuiters als gevolg. De stad besloot zich onafhankelijk op te stellen tegenover Holland en sloot in 1344 een verbond met de bisschop.
Jan van Arkel, die zich in 1343 in Grenoble had gevestigd om de kosten van een hofhouding uit te sparen, werd door zijn broer en plaatsvervanger Robert van Arkel in 1345 teruggeroepen toen graaf Willem besloten had Utrecht aan te pakken en op 8 juni met een grote troepenmacht de stad belegerde. Na acht weken belegering stemde Utrecht in met een bestand, waarbij ze de positie van de graaf moesten erkennen. Deze sneuvelde echter twee maanden later, waarop in Holland de partijstrijd tussen Hoeken en Kabeljauwen losbarste. Ook in Gelre ontstond rond deze tijd een dergelijke partijstrijd, zodat ook daar de aandacht voor het sticht afnam.
De positie van het Sticht werd hierdoor weer sterker en maakte nieuwe acties tegen Holland mogelijk. Met steun van de stad werden in 1346 Hollandse steunpunten als Eemnes en IJsselstein aangevallen en in 1348 raakte hij slaags met Holland en Gelre. Al deze acties kostten echter meer dan Jan kon betalen, en daardoor kwam hij nu in de problemen. Zo moest hij Frederik van Eese, die hem had geholpen de Zutphense baanderheer Gijsbrecht van Bronkhorst te verslaan, het hele Oversticht, op Vollenhove na, in pand geven. Het volgende jaar werden ook Vollenhove en het Nedersticht verpand. Bovendien kwam er een mandaat van de paus om beslag te leggen op Jans tafelgoederen, om daarmee achterstallige servitiën te voldoen.
Jan trok zich weer terug in Grenoble, maar in 1351 keerde hij terug en wist in de volgende jaren zijn positie te herwinnen en zijn gezag in het bisdom te herstellen. Hij trad nogmaals op tegen lastige kasteelheren en roofridders, waarbij verschillende strategisch gelegen kastelen in Utrechtse handen kwamen. Binnen de stad werd stabiliteit geschapen door de verbanning van de Hollandsgezinde partij van de Gunterlingen. Na een laatste campagne tegen Holland in 1355-1356 werd voorlopig vrede getekend: het Nedersticht was onder de curatele van de graaf uitgekomen en de roofridders waren aangepakt.
Het Sticht stond er nu beter voor dan in tijden het geval geweest was. Het gevolg is wel dat de stad steeds meer macht had verworven in ruil voor financiële steun aan de militaire operaties. Zij begon nu een meer zelfstandige koers te varen.
In 1364 werd Jan van Arkel door paus Urbanus V overgeplaatst naar Luik. Door de macht van de gilden kon hij daar zijn macht minder laten gelden dan in Utrecht, al wist hij in 1366 het graafschap Loon definitief bij het prinsbisdom in te lijven. In 1373 werd hij gedwongen het Tribunaal der XXII op te richten. Dat was een rechtbank met soeverein beslissingsrecht, ter verdediging van iedere Luikse onderdaan tegen het onrechtmatig optreden van de bisschoppelijke ambtenaren. Het had al eerder kortstondig bestaan tijdens het bewind van Adolf II van der Marck. Na zijn dood werd Jan van Arkel begraven in de Domkerk te Utrecht.
Bisschop Jan werd door auteurs vaak verward met Jan IV van Arkel en Jan V van Arkel. Jan IV was de zoon van Jan III van Arkel uit zijn eerste huwelijk met Mabelia van Voorne en dus de halfbroer van bisschop Jan. Jan V van Arkel is de kleinzoon van Jan IV van Arkel, via zijn zoon Otto van Arkel.- Vader:
Jan III van Arkel1,2, zn. van Jan II graaf van Arkel (ridder, heer van Arkel) en Bertrade Gerardsdr van Sterkenburgh, geb. tussen 1265 en 1270, heer van Arkel, vermeld 1297-1324, ovl. op 24 dec 1324, begr. St. Maarten en St. Vincent, tr. (1) in 1293 met Mabelia van Voorne. Uit dit huwelijk 2 kinderen., tr. (2). Uit dit huwelijk een zoon., tr. (2) voor 1314.
>
Otto III van Heukelom
in
Genealogie van Bruno van Este.
Otto III van Heukelom ridder1, ridder 1381, ovl. tussen 1409 en 1414.- Moeder:
Elisabeth (Else) van Horne1, dr. van Willem IV / V van Horne en Gaesbeek (heer van Horn, Altena, Weert, Nederweert, Wessem, Heeze, Leende en Kortessem, ondervoogd van Thorn) en Elisabeth gravin van Kleef-Hülchenrath (vrouwe van Bergheim, Kervenheim en Oedt), geb. circa 1339, ovl. circa 1416, tr. (1) met Hendrik van Diest, zn. van Thomas van Diest (burggraaf van Antwerpen) en Maria van Ghistelles. Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder.
tr.
met
Elisabeth Jans van Lynden1, dr. van Ridder Johan Heer van Lynden (heer van Lienden, erfschenker) en Elisabeth van den Berghe, vrouwe van Heukelom en Millingen, , Anno 1409. Belening van Lijsabet dochter Heren Jans heere Van Lyenden, vrouwe van Hoekelum ende van Millingen, overmits dode Dircs Heer van Lyenden met de rottienden in 'de Mersche en nog andere tienden te Hirten en Heelsum. |  |
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Jan III | *1394 | Heukelom | †1465 | | 71 | 1 | 1 |
Bronnen:
1. | Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883 |
>
Elisabeth Jans van Lynden
|  |
in Genealogie van Bruno van Este.
Elisabeth Jans van Lynden1, vrouwe van Heukelom en Millingen, , Anno 1409. Belening van Lijsabet dochter Heren Jans heere Van Lyenden, vrouwe van Hoekelum ende van Millingen, overmits dode Dircs Heer van Lyenden met de rottienden in 'de Mersche en nog andere tienden te Hirten en Heelsum. |
- Vader:
Ridder Johan (Jan) Heer van Lynden2 (van Lienden), zn. van Dirk III heer van Lynden (heer van Lienden) en Ermgard van Keppel, geb. tussen 1320 en 1325, heer van Lienden, erfschenker, ovl. tussen 5 feb 1381 en jun 1381 , , Raad van Hertog Reinald van Gelre vermeld in 1361 en 1371 Heer van Half Lienden, Leede, Oudeweerd, Ommeren, Erfschenker van Gelderland, in den slag bij Tiel op de strijdweerd tusschen Reinald VIII en zijn broeder Eduard 25 Mei 1361 gevangen genomen als trouw aanhanger van Hertog Reinald en naar het Kasteel Rozendaal gevoerd, doch vrijgelaten door tusschenkomst van Willem van Gennep, Aartsbisschop en Keurvorst van Keulen. Hij was Raad van Hertog Reinald XII in 1371. Hij werd des anderen daags na St. Laurentius 1379 door Hertog Willem van Gulik en Gelre beleend met het Kasteel Ter Leede en het Erfschenkambt van Gelderland. Johan here van Lijnden verklaart 27 September 1365 Ydo bastaarddochter van Ot van Beynen en hare nakomelingen voor altoos vrij en ontheft haar van de keurmede, welke zij aan hem en aan zijn ouders verschuldigd was. Hij bezegelt 1 November 1368 met STEVEN VAN LIJNDEN de huwelijksvoorwaarden tusschen Hertog EDUARD en CATHARINA oudste dochter van Hertog ALBRECHT VAN BEIEREN. Hij bezegelt de oorkonde, waarbij Hertog EDUARD ingeval van kinderloos overlijden de terugbetallng der huwelijksgave zijner bruid CATHARINA waarborgt 1 November 1368. Hij belooft mede 25 Mei 1372 Graaf JAN VAN BLOIS schadeloos te zullen houden, wegens alle lofnisse die hij gheloeft heeft voer heren RUTGHER VAN LAECMONDE, Ridder, voer RUTGHER VAN RENWYC ende voer DYRYCKE DEN ROEDEN, knapen, in zake de nalatenschap van RUTGER VAN DEN LEWENBORCH. Hij verklaart 7 December 1375 met zijn gemalin MARGRIET VAN GENNEP, dat hun behuwdbroeder REINALD VAN BREDERODE, Heer van Gennep, hun het Huis Grunsfoort heeft overgedaan. Hij bezegelt 21 Febr. 1375 met STEVEN VAN LIJNDEN, Heer van Hijmen, een oorkonde ten behoeve van de St. Jans heeren in Arnhem. Hij bezegelt 2 November 1376 met STEVEN VAN LIJNDEN en GOESSEN VAN LIJNDEN, Ridders, den zoenbrief van JAN VAN BLOIS en Hertogin MECHTELD ten behoeve van een aantal edelen en helpt 6 Januari 1377 den Landvrede oprichten tusschen JAN VAN BLOIS en MECHTELD en de Ridders van Overen Nederbetuwe. Hij bezegelt als Raad van Jan VAN BLOIS en MECHTELD dezer verdrag 21 Maart 1379 met WILLEM en MARIA, Hertog en Hertogin VAN GUILIK. Hij overleed vóór 11 Juni 1381. Hij huwde Ie in 1339 ELISABETH VAN DEN BERGH, Vrouwe van Millingen, dochter van FREDERIK VAN DEN BERGH, Heer van ‘s-Heerenberg, en ELISABETH VAN MILLINGEN. Hij huwde 2e omstreeks 1365 MARGREET VAN GENNEP. Zij liet zich na doode van haar zoon DIRK VAN LIJNDEN in 1408 beleenen met Lienden. Zij hertrouwde JOHAN VAN Looz, Heer van Heinsberg, tr. (1) met Margaretha van Gennep. Uit dit huwelijk een dochter, tr. (2) in 1353.
|  |
tr.
met
Otto III van Heukelom ridder1, zn. van Jan II van Heukelom en Elisabeth van Horne, ridder 1381, ovl. tussen 1409 en 1414.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Jan III | *1394 | Heukelom | †1465 | | 71 | 1 | 1 |
Bronnen:
1. | Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883 |
2. | CBG (CBG 005), Centraal Bureau voor Genealogie (blz. 255) |
>
Gerrit van Broekhuizen
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Gerrit (Gerhard) van Broekhuizen1,2, geb. Leersum circa 1410, heer van Waardenburg, Broekhuizen en Ammersoyen, erfhofmeester van Gelre, ovl. Erkelenz [Duitsland] op 5 nov 1443 St. Hubertsdag,
, Gerhard van Broeckhuisen volgde zijn vader Johan op als heer van Broeckhuijsen, Waardenburch en Ammerzode. Nadat deze uit zijn huwelijk met Walrave van Brederode, heer Walravens dochter bij Johanna van Vianen, den 6e April 1434 gesloten, zes kinderen had verwekt, sneuvelde hij op St. Hubertsdag (3 November 1444) bij Erkelents, toen hij aan de zijde van hertog Arnoud van Gelder diens mislukten krijgstocht in Gulik meemaakte. Hij was vóór de even genoemden veldslag op St. Hubert 1444 tot ridder geslagen en in dien slag gevangen genomen, kreeg Weerdenborch en Ammerzode. Zijn tweede zoon Walraven ontving evenwel, naar het schijnt, deze laatste heerlijkheid in gebruik, en werd daarin, bevestigd bij het magescheid van I 457, waarbij o. a. bepaald werd, dat hij het van zijn broeder Johan in leen zoude ontvangen. Zijn derde zoon Reinier van Broeckhuisen en Weerdenborch, ridder, was de beroemde krijgsoverste van hertog Karel van Gelder; dezelfde, die ook in 1473 Nijmegen, waar binnen zich de toen nauwelijks zesjarige hertog en zijne zuster Filippa bevonden, zo dapper en beleidvol verdedigde tegen hertog Karel van Bourgondië, die evenwel eindelijk de vesting overmeesterde en de jeugdige kinderen in gevangenschap naar Frankrijk voerde. Deze drie broeders voerden Broeckhuisen gedeeld met Weerdenborch, doch Walraven zegelde met een lambel en Reinier met eene ster als brisure in het schildhoofd. Twee andere broeders Willem en Adriaen waren kanunniken te Utrecht, en het zesde kind, de eenige dochter, Ermgard, was non te Nijverweerd. Johan van Broeckhuisen had bij Elisabeth van Haeften een dochter Walraven en een zoon Gerhard, welke laatste bij zijns vaders dood in 1468 eerst een half jaar oud was. Deze Gerhard was de tiende heer van Weerdenborch en werd na den dood van zijn oom Walraven in 1480 ook heer van Ammerzode.- Vader:
Johan baron van Broekhuizen en Weerdenborch1,2, zn. van Willem van Broekhuizen (ridder, raad, erfdrost en erfhofmeester van Gelre in 1390) en Agnes de Cock van Waardenburg, geb. Leersum circa 1382, ovl. in 1451,
, Johan heer van Broeckhuisen en Weerdenborch. Hij deelde zijn wapen met Weerdenborch, zijnde het volle wapen van Châtillon, en hij en zijne nakomelingen komen gemeenlijk eenvoudig voor onder den naam van Weerdenborch of Weerdenburg. In 1424 kocht hij van Willem heer van Wachtendonk, bastaardzoon van hertog Reinoud, de heerlijkheden Well en Ammerzode. Uit zijn huwelijk met Adriana van Brakell, dochter van Stees, heer van Langerack, en van Catharina van Polanen van Asperen, had hij vier kinderen. Johan heer tot Broeckhusen, Weerdenborch end Amersoyen ontfengt dat erfhovemeisteramt shertogdoms van Gelre met sijnen tobehoren, tot Zutphenschen leenrechten met twee silveren schoetelen end een pond goets gelts te verhergewaden, a°. 1427. 2 silveren schotelen, die opt minste weert sullen sijn 70 golden rhijnsgulden, met den onraet daerneven. Uit de Kroniek Werken Gelre nr. 5 (1904) pagina 55 : Johan van WEERDENBURG her Willems oudste soen van BROECHUSEN was seer groot ende vet ende was die ZEVENDE heer van WEERDENBERCH, dat hi ontfinc van hertog Willem van Gelre etc. na inhout sijns vaders testaments waarbij als leenmannen: her Hubert heer van CULEMBORG en her Robert van APPELTERN, rittere, int jaar 1401.
Johan van Broeckhuysen, heer te Loo en Geysteren, ambtman van Goch c.1430/51, erfhofmeester van Gelre. Na dode zijns
broers Willem in 1429 erfde hij van hem Huis en heerlijkheid Geisteren; Huis Loo ligt bij Alpen, dat hij erft van zijn vader Willem in 1415- Van zijn broer Willem had hij ook de pandschap van Kessel geërfd. De totale schuld van de hertog beliep 4.775 overlandse rijnsguldens, waarvoor hertog Arnold hem in 1434 alle inkomsten uit het land van Kessel en Venray verpandde. In of voor 1437 was hij gehuwd met Anna van der Straten, erfdochter van Johan, ridder, ambtman van Goch, tr. (2) circa 1437 met Anna van der Straten. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (1) circa 1407.
- Moeder:
Adriana Johanna van Brakel1,2,3, dr. van Ridder Staesken (Eustachius IV) van Brakell (Heer van Langerak) en Catharina van Polanen (vrouwe van Langerak), geb. Brakel circa 1386, ovl. na 1442,
, in 1260 en 1265 is Eustachius, ridder van Brakel, getuige van de heer van Altena. In 1321 werd het kasteel door Eustachius en zijn zoon Steesekin voor het eerst aan de graaf van Gelre in leen opgedragen. Adriana van Brakel werd in 1439 met kasteel en heerlijkheid beleend; aangezien ze huwde met Johan van Broeckhuysen, heer van Waardenburg en Ammerzoden, kwam het in deze familie. In 1583 kwam het door vererving aan het geslacht Van Aeswijn, in 1669 aan de familie Van Mathenesse en een jaar later al aan de familie Pieck. Deze verkocht het vervolgens aan dominee Wilhelmus Wilhelmius (die het nieuwe huis in 1768 liet bouwen). Rond 1800 werd de familie Van Dam eigenaar, die sindsdien Van Dam van Brakel heet en het nog bezit.
tr. op 6 apr 1434
met
Walravina "Posthuma" van Brederode1,2, dr. van Walraven I van Brederode en Johanna van Vianen, geb. Vianen in 1418 slot Batenstein te Vianen.
Uit dit huwelijk 6 kinderen:
>
Walravina "Posthuma" van Brederode
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Walravina "Posthuma" van Brederode1,2, geb. Vianen in 1418 slot Batenstein te Vianen.- Vader:
Walraven I van Brederode3, zn. van Reinoud I van Brederode (baljuw van Kennemerland) en Jolanda gravin van Gennep, geb. Santpoort slot Brederode in 1370, ovl. Gorinchem op 1 dec 1417,
, volgde zijn broeder Jan op als 8e heer van Brederode. Hij trok met Albrecht van Beieren in 1396 naar Friesland en werd 8 sept. 1400 burggraaf van Stavoren, doch van 1402 tot 14019 hield heer Jan van Arkel hem gevangen. Later een krachtige steun van graaf Willem VI, trad hij meermalen op als stadhouder van Holland. Hij sneuvelde, als bevelhebber
der troepen van gravin Jacoba, op 1 December 1417 in de straten van Gorinchem en werd begraven in de kerk te Vianen. (Zijn schedel wordt nog aldaar bewaard.) Hij huwde 1414 Johanna van Vianen, erfdochter van Hendrik heer van Vianen en van Hadewij van Herlaer, erfdochter van Ameide. Zij overleed 1418 in het kraambed en werd eveneens begraven te Vianen, in het koor der kerk, tr.
tr. op 6 apr 1434
met
Gerrit (Gerhard) van Broekhuizen1,2, zn. van Johan baron van Broekhuizen en Weerdenborch en Adriana Johanna van Brakel, geb. Leersum circa 1410, heer van Waardenburg, Broekhuizen en Ammersoyen, erfhofmeester van Gelre, ovl. Erkelenz [Duitsland] op 5 nov 1443 St. Hubertsdag,
, Gerhard van Broeckhuisen volgde zijn vader Johan op als heer van Broeckhuijsen, Waardenburch en Ammerzode. Nadat deze uit zijn huwelijk met Walrave van Brederode, heer Walravens dochter bij Johanna van Vianen, den 6e April 1434 gesloten, zes kinderen had verwekt, sneuvelde hij op St. Hubertsdag (3 November 1444) bij Erkelents, toen hij aan de zijde van hertog Arnoud van Gelder diens mislukten krijgstocht in Gulik meemaakte. Hij was vóór de even genoemden veldslag op St. Hubert 1444 tot ridder geslagen en in dien slag gevangen genomen, kreeg Weerdenborch en Ammerzode. Zijn tweede zoon Walraven ontving evenwel, naar het schijnt, deze laatste heerlijkheid in gebruik, en werd daarin, bevestigd bij het magescheid van I 457, waarbij o. a. bepaald werd, dat hij het van zijn broeder Johan in leen zoude ontvangen. Zijn derde zoon Reinier van Broeckhuisen en Weerdenborch, ridder, was de beroemde krijgsoverste van hertog Karel van Gelder; dezelfde, die ook in 1473 Nijmegen, waar binnen zich de toen nauwelijks zesjarige hertog en zijne zuster Filippa bevonden, zo dapper en beleidvol verdedigde tegen hertog Karel van Bourgondië, die evenwel eindelijk de vesting overmeesterde en de jeugdige kinderen in gevangenschap naar Frankrijk voerde. Deze drie broeders voerden Broeckhuisen gedeeld met Weerdenborch, doch Walraven zegelde met een lambel en Reinier met eene ster als brisure in het schildhoofd. Twee andere broeders Willem en Adriaen waren kanunniken te Utrecht, en het zesde kind, de eenige dochter, Ermgard, was non te Nijverweerd. Johan van Broeckhuisen had bij Elisabeth van Haeften een dochter Walraven en een zoon Gerhard, welke laatste bij zijns vaders dood in 1468 eerst een half jaar oud was. Deze Gerhard was de tiende heer van Weerdenborch en werd na den dood van zijn oom Walraven in 1480 ook heer van Ammerzode.
Uit dit huwelijk 6 kinderen:
>
Walraven van Haeften
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Ans Karstens
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Walraven van Haeften1, geb. circa 1410, heer van Haeften, Herwijnen, Hellu en (causa uxoris) Varick, ovl. in 1478,
, Walraven van Haeften met dat huys te Herwijnen en voorgeborchte, met den koeweerd. Item die windmoole met den bedwanck ; Item met het halve veer aldaar, gelijk ook met verscheiden thienden in Herwijnen.
Walraven van Haeften ontfengt dat huys tot Haeften, met den voorgeborcht ende bongert, staende op 7 mergen lants; item den Coelhoff, lant gelegen an de noortsijde wijlen hoer Otto van Haeften, westwert die olde dijckgrave ende die Zegewoch, suydwert Offraen Poters, Udo Jans, Johan Simons ende die gemeyne straet; item 14 hont lants, in don gericht van Haeften, in den Molencamp, streckende van der stegen tot an den Waeldjjck, tusschen heer Otto voors. an beyden sijden ofte daer met recht lant gelegen sijn sal, a°. 1467.- Vader:
Ridder Otto van Haeften en Herwijnen2, zn. van Nicolaas van Haeften en Johanna de Cocq van Opijnen, geb. Haaften circa 1365, ridder, raad, schepen van de Hoge Bank van Tuil 1400, dijkgraaf van de Tielerwaard 1413, raad van Gelre in 1410 en 1416, dijkgraaf van de Tielerwaard in 1413, schepen van Tuil in 1423, ovl. voor 1430,
, Ridder ende raet, ontfengt dat huys van Herwinen met sijnen voorborcht, als dat Brunstijns van Herwinen geweest, met eenen stuck erffs daer dat huys op ligt, streckende van den Hoeftgrave tot int diepe van den Wale, ari d'overste sijde gelegen en gemceno stege, geheyten Wayerstege, an de nederste sijde Gerit Holl Heymerichssoon; met vorworden dat Otto voorn, tselve hij sijnen leven ofte na sijnen doot maken mag eenen sijner soons wien hij wil; ende heeft het gemaeckt tot een open huys. Met een reversal, a°. 1415, tr. na 14 okt 1394.
tr.
met
Henrica van Varick1 (van Vanderick), dr. van Henric van Varick (heer van Varick) en Fie (Sophia) van Aller van Stoutenborch, geb. in 1421, vrouwe van Varick, ovl. voor 6 mei 1484.
Uit dit huwelijk 5 kinderen:
>
Henrica van Varick
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Ans Karstens
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Henrica van Varick1 (van Vanderick), geb. in 1421, vrouwe van Varick, ovl. voor 6 mei 1484.- Moeder:
Fie (Sophia) van Aller van Stoutenborch, dr. van Engelbrecht van Aller van Stoutenborch en Elisabeth van Gelre,
, zou een buitenechtelijk dochter van hertog Willem VI van Gulik zijn. In de kwartierstaat van de Koppel-Mijnlieff in Prometheus Kronieken wordt zij Fye genoemd. Deze Fye is eerst getrouwd geweest met Henrick van Vauderich. In 1422, lijftocht van Fie, gehuwd met Gijsbert Cock van Neerijnen getuigen Arnout de Cock van Opijnen, Johan Cock, zoon van de leenman.
In 1439: Fie, weduwe Gijsbert Cock van Neerijnen, met het goed, waarmee Willem, haar zoon, beleend is, voor haar lijftocht, Coll. Van Spaen, 164 A 1, nr. 143. getuige Wouter van
Oyen, bastaard, tr. (2) in 1422 met Gijsbert van Cock van Neerijnen. Uit dit huwelijk 2 zonen.
tr.
met
Walraven van Haeften1, zn. van Ridder Otto van Haeften en Herwijnen (ridder, raad, schepen van de Hoge Bank van Tuil 1400, dijkgraaf van de Tielerwaard 1413) en Adelise van Herwijnen, geb. circa 1410, heer van Haeften, Herwijnen, Hellu en (causa uxoris) Varick, ovl. in 1478,
, Walraven van Haeften met dat huys te Herwijnen en voorgeborchte, met den koeweerd. Item die windmoole met den bedwanck ; Item met het halve veer aldaar, gelijk ook met verscheiden thienden in Herwijnen.
Walraven van Haeften ontfengt dat huys tot Haeften, met den voorgeborcht ende bongert, staende op 7 mergen lants; item den Coelhoff, lant gelegen an de noortsijde wijlen hoer Otto van Haeften, westwert die olde dijckgrave ende die Zegewoch, suydwert Offraen Poters, Udo Jans, Johan Simons ende die gemeyne straet; item 14 hont lants, in don gericht van Haeften, in den Molencamp, streckende van der stegen tot an den Waeldjjck, tusschen heer Otto voors. an beyden sijden ofte daer met recht lant gelegen sijn sal, a°. 1467.
Uit dit huwelijk 5 kinderen:
Bronnen:
1. | Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883 |
>
Henric van Varick
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Ans Karstens
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Henric van Varick, heer van Varick.tr.
met
Fie (Sophia) van Aller van Stoutenborch, dr. van Engelbrecht van Aller van Stoutenborch en Elisabeth van Gelre,
, zou een buitenechtelijk dochter van hertog Willem VI van Gulik zijn. In de kwartierstaat van de Koppel-Mijnlieff in Prometheus Kronieken wordt zij Fye genoemd. Deze Fye is eerst getrouwd geweest met Henrick van Vauderich. In 1422, lijftocht van Fie, gehuwd met Gijsbert Cock van Neerijnen getuigen Arnout de Cock van Opijnen, Johan Cock, zoon van de leenman.
In 1439: Fie, weduwe Gijsbert Cock van Neerijnen, met het goed, waarmee Willem, haar zoon, beleend is, voor haar lijftocht, Coll. Van Spaen, 164 A 1, nr. 143. getuige Wouter van
Oyen, bastaard, tr. (2) in 1422 met Gijsbert van Cock van Neerijnen. Uit dit huwelijk 2 zonen.
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Henrica | *1421 | | †1484 | | 62 | 1 | 5 |
>
Sophia van Aller van Stoutenborch
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Fie (Sophia) van Aller van Stoutenborch,
, zou een buitenechtelijk dochter van hertog Willem VI van Gulik zijn. In de kwartierstaat van de Koppel-Mijnlieff in Prometheus Kronieken wordt zij Fye genoemd. Deze Fye is eerst getrouwd geweest met Henrick van Vauderich. In 1422, lijftocht van Fie, gehuwd met Gijsbert Cock van Neerijnen getuigen Arnout de Cock van Opijnen, Johan Cock, zoon van de leenman.
In 1439: Fie, weduwe Gijsbert Cock van Neerijnen, met het goed, waarmee Willem, haar zoon, beleend is, voor haar lijftocht, Coll. Van Spaen, 164 A 1, nr. 143. getuige Wouter van
Oyen, bastaard.tr. (1)
met
Henric van Varick, zn. van Gosewinus van Varick en Machteld van Brakel, heer van Varick.
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Henrica | *1421 | | †1484 | | 62 | 1 | 5 |
tr. (2) in 1422
met
Gijsbert van Cock van Neerijnen.
Uit dit huwelijk 2 zonen:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Willem | | | †1498 | | | 1 | 0 |
2 | Johan | | | | | | 0 | 0 |
>
Johan van Broekhuizen en Weerdenborch
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Johan baron van Broekhuizen en Weerdenborch1,2, geb. Leersum circa 1382, ovl. in 1451,
, Johan heer van Broeckhuisen en Weerdenborch. Hij deelde zijn wapen met Weerdenborch, zijnde het volle wapen van Châtillon, en hij en zijne nakomelingen komen gemeenlijk eenvoudig voor onder den naam van Weerdenborch of Weerdenburg. In 1424 kocht hij van Willem heer van Wachtendonk, bastaardzoon van hertog Reinoud, de heerlijkheden Well en Ammerzode. Uit zijn huwelijk met Adriana van Brakell, dochter van Stees, heer van Langerack, en van Catharina van Polanen van Asperen, had hij vier kinderen. Johan heer tot Broeckhusen, Weerdenborch end Amersoyen ontfengt dat erfhovemeisteramt shertogdoms van Gelre met sijnen tobehoren, tot Zutphenschen leenrechten met twee silveren schoetelen end een pond goets gelts te verhergewaden, a°. 1427. 2 silveren schotelen, die opt minste weert sullen sijn 70 golden rhijnsgulden, met den onraet daerneven. Uit de Kroniek Werken Gelre nr. 5 (1904) pagina 55 : Johan van WEERDENBURG her Willems oudste soen van BROECHUSEN was seer groot ende vet ende was die ZEVENDE heer van WEERDENBERCH, dat hi ontfinc van hertog Willem van Gelre etc. na inhout sijns vaders testaments waarbij als leenmannen: her Hubert heer van CULEMBORG en her Robert van APPELTERN, rittere, int jaar 1401.
Johan van Broeckhuysen, heer te Loo en Geysteren, ambtman van Goch c.1430/51, erfhofmeester van Gelre. Na dode zijns
broers Willem in 1429 erfde hij van hem Huis en heerlijkheid Geisteren; Huis Loo ligt bij Alpen, dat hij erft van zijn vader Willem in 1415- Van zijn broer Willem had hij ook de pandschap van Kessel geërfd. De totale schuld van de hertog beliep 4.775 overlandse rijnsguldens, waarvoor hertog Arnold hem in 1434 alle inkomsten uit het land van Kessel en Venray verpandde. In of voor 1437 was hij gehuwd met Anna van der Straten, erfdochter van Johan, ridder, ambtman van Goch.- Vader:
Willem van Broekhuizen1, zn. van Johan van Broeckhuijsen (ridder) en Elisabeth van Buderich, ridder, raad, erfdrost en erfhofmeester van Gelre in 1390, heer van Spaland en Oostrum, ovl. voor 22 jul 1415,
, Willem van Broekhuizen, de oudste zoon van de heer van Broekhuzen. Hij erfde van zijn vader de heerlijkheden Broekhuizen, Loe en Ingher Walacken (= het huidige Wallach, gelegen in de buurt van Xandten bij Alpen aan de Rijn in Duitsland). Hij verkreeg de heerlijkheden Spraland en Oostrum als onderpand van Daniel van Apeltern. Toen die zijn schuld niet kon aflossen kocht hij deze heerlijkheden. Hij heeft waarschijnlijk op dezelfde wijze de heerlijkheid Geysteren en Oirlo verworven. Hij bezat het pandrecht op het kasteel van Grebben en de tol van Venlo. Hij kocht het Gelderse erfhofmeesterambt van verre familie te weten Jacob, heer van Mirlaer en Johanna van Broekhuizen. Hij was gehuwd met Agnes de Cock, erfdochter van Waardenburg.
Hij overlijdt omstreeks 1415 want dan vindt een boedelscheiding plaats.
Heer Willem van Broeckhuisen, ridder, werd heer van Weerdenborch door zijn huwelijk met Agnes van Weerdenborch of Weerdenburg, dochter van Gerhard, vijfde heer van Weerdenborch (uit het geslacht de Cock), en van Henrica van Culenborch. Hij kocht in 1390 het erfhofmeesterambt van Gelder van Jacob van Mierlaer. Uit hem stamt de tak der heeren van Weerdenborch (Zie hierover o. a. het opstel van wijlen Mr. J. Gerdes Oosterbeek, archivaris van Gelderland in den Gelderschen Volksalmanak voor 1874, blz, 7 ; Mr. W. van de Poll, het kasteel Waardenburg, in het bij de wed”. van Wermeskerken te Tiel uitgegeven tijdschrift:
Gelderland, 1853 ; Dr. Schotel, Ammerzode in de Bijdragen
voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde. Ie R, IV, 123; enz.). zie ook: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven door Is. An. Nijhoff, Korrespondent der Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Kunsten en Wetenschappen, Opzigter van het Provinciaal Archief van Gelderland. IIIde Deel, 4de Stuk, en IVde Deel, 1ste en 2de Stuk. Te Arnhem, bij Is. An. Nijhoff. 1842 en 1843, tr. circa 1380.
- Moeder:
Agnes de Cock van Waardenburg1 (de Cock van Weerdenburg), dr. van Gerard de Cocq van Waardenburg (5e heer van Waardenburg) en Hendrica van Culemborch, geb. circa 1360, ovl. circa 1404,
, het komt zelden voor dat de stichtingsdatum van een kasteel bekend is, met "de Waardenburg" is dat wel het geval. Op 5 augustus 1265 gaf graaf Otto II van Gelre de dorpen Hiern, Neerijnen en Opijnen aan Rudolph de Cock, ridder, die daartegenover zijn bezittingen in Rhenoy afstond. Toen deze Rudolph het dorp Hiern (de oude naam van het dorp Waardenburg) in leen had gekregen, wilde hij er zich ook vestigen. Hij vroeg dus aan zijn leenheer, graaf Otto, toestemming om een woning te mogen bouwen. Hij gaf Rudolph dan ook vergunning om te "timmeren", maar het bouwwerk mocht niet meer kosten dan 300 Leuvense Ponden. Zijn gelijknamige zoon volgde hem op en bouwde het uit, evenals diens zoon Johan. Uit het huwelijk van Gerard de Cock en Henrica van Culemborg kwam alleen de erfdochter Agnes die de bezittingen via haar huwelijk (kort voor 1385) inbracht bij Willem van Broeckhuysen. In 1415 overleed deze en kwam het aan de oudste van 9 kinderen, namelijk Willem en toen deze al snel overleed aan diens broer Johan van Broeckhuysen (een grote en vette man volgens de Waardenburgse kroniek), die trouwde met Adriana van Brakel. Hun zoon Gerard van Broeckhuysen trouwde in 1434 met Walraven van Brederode. Hun zoon Johan kreeg op circa 10 jarige leeftijd de beschikking over onder andere Waardenburg en overleed in 1468. In 1470 volgde zijn enige en minderjarige zoon Gerard hem op. Zijn zus Walraven volgde hem in 1494 op en trouwde met Otto van Arkel waardoor het in deze familie kwam. In 1574 is het kasteel door Lodewijk, graaf van Nassau, broer van prins Willem I, verwoest. De toenmalige bewoonster (Catharina van Gelder, weduwe van Walraven van Arkel) was Spaansgezind en weigerde zich over te geven. De schade was aanzienlijk en nooit meer is het slot deze slag te boven gekomen. Haar kleinzoon, Thomas van Thiennes, verkocht het aan Johan Vijgh in 1618. In 1700 werd het gekocht door de Friese adellijke familie Van Aylva, waarbij in 1800 A.J.W. van Aylva huwde met Frederik baron van Pallandt, welke familie het tot 1971 in bezit had.
tr. (1) circa 1407
met
Adriana Johanna van Brakel1,2,3, dr. van Ridder Staesken (Eustachius IV) van Brakell (Heer van Langerak) en Catharina van Polanen (vrouwe van Langerak), geb. Brakel circa 1386, ovl. na 1442,
, in 1260 en 1265 is Eustachius, ridder van Brakel, getuige van de heer van Altena. In 1321 werd het kasteel door Eustachius en zijn zoon Steesekin voor het eerst aan de graaf van Gelre in leen opgedragen. Adriana van Brakel werd in 1439 met kasteel en heerlijkheid beleend; aangezien ze huwde met Johan van Broeckhuysen, heer van Waardenburg en Ammerzoden, kwam het in deze familie. In 1583 kwam het door vererving aan het geslacht Van Aeswijn, in 1669 aan de familie Van Mathenesse en een jaar later al aan de familie Pieck. Deze verkocht het vervolgens aan dominee Wilhelmus Wilhelmius (die het nieuwe huis in 1768 liet bouwen). Rond 1800 werd de familie Van Dam eigenaar, die sindsdien Van Dam van Brakel heet en het nog bezit.
Uit dit huwelijk 4 kinderen:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Gerrit | *1410 | Leersum | †1443 | Erkelenz [Duitsland] | 33 | 1 | 6 |
2 | Staesken | *1412 | Leersum | | | | 0 | 0 |
3 | Agnes | *1430 | | †1489 | | 59 | 2 | 2 |
4 | Henrica | | | | | | 1 | 0 |
tr. (2) circa 1437
met
Anna van der Straten, dr. van Johan van der Straten en Mechteld van Bylandt,
, Johan van Broekhuizen, zoon van Willem, heer van Broekhuizen, en Agnes van Waardenburg, heer te Loe (1405)» heer van Geysteren (1429), Oostrum en Spraland en erfhofmeester van Gelre (1429); ambtman (drost) van Kessel en half Horst (1431); huwt c.1437 met Anna van der Straeten, dochter van Johan en Mechteld van Bylandt, die als huwelijksgift het Huis Wissem (tussen Kevelaer en Weeze) inbrengt; gaat op pelgrimstocht naar het H. Land (1450); voegt 2 malder rogge 's jaars bij de inkomsten van het O.L.V. altaar te Geysteren; testeert in 1450 en sticht het klooster Betlehem der orde van Windesheim te Oostrum, dat later verhuisde naar Mariensande in Straelen. Zijn boedel wordt door zijn weduwe met zijn broers en zusters gescheiden op 1451 december 10. Heerlijkheid en kasteel Geysteren.'; Spraland en Oostrum vallen toe half aan Johan's neef Adriaan van Broekhuizen
en half aan Godart van Harff, gehuwd met Johan's zuster Henrica van Broekhuizen.
>
Adriana Johanna van Brakel
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Adriana Johanna van Brakel1,3,2, geb. Brakel circa 1386, ovl. na 1442,
, in 1260 en 1265 is Eustachius, ridder van Brakel, getuige van de heer van Altena. In 1321 werd het kasteel door Eustachius en zijn zoon Steesekin voor het eerst aan de graaf van Gelre in leen opgedragen. Adriana van Brakel werd in 1439 met kasteel en heerlijkheid beleend; aangezien ze huwde met Johan van Broeckhuysen, heer van Waardenburg en Ammerzoden, kwam het in deze familie. In 1583 kwam het door vererving aan het geslacht Van Aeswijn, in 1669 aan de familie Van Mathenesse en een jaar later al aan de familie Pieck. Deze verkocht het vervolgens aan dominee Wilhelmus Wilhelmius (die het nieuwe huis in 1768 liet bouwen). Rond 1800 werd de familie Van Dam eigenaar, die sindsdien Van Dam van Brakel heet en het nog bezit.- Vader:
Ridder Staesken (Eustachius IV, Staes Jansz) van Brakell1,2,2, zn. van Eustachius III van Brakell en NN Staesken, geb. Brakel circa 1370, Heer van Langerak, ovl. voor 13 okt 1410,
, Eustachius beleende in 1369 zijn oom Johan van Braekel, met de tiendens van Deyl als broeders deeling, was in 1370 bij het verdrag der Factien in Gelderland, beleend met Braekel 1377, 1379, in 1381 vermeld met Johan van Braekel, Johansz zijn neef.
In 1396 kocht hij goed te Braekel van Heer
Johan van Braekel
heer van Brakel beleend 1377, 1379 en Langerak beleend 20-3-1343 en 1367, ridder, beleend met goed te Lakerveld 26-8-1392, beleent zijn oom Johan van Brakel met tienden te Deil 1369, aanwezig bij het verdrag der Factiën in Gelre 1376, vermeld 1381, koopt goed te Brakel 1396, krijgt vrijgeleide in 1403 en 1406
1402 tucht sijn vrou Catrin van Brakel hieraan
idem leen 281: 10 morgen land in het Luysveld te Brakel, huis, hofstad, 14 morgen land etc, 1401:
Steesken van Brakel bij overdracht door Dirck van Tiel Dircksz, 1424: idem, 1441: Goossen van
Brakel hiermee beleend, tr. na 20 dec 1380.
- Moeder:
Catharina (Catrin) van Polanen1,2 (van Asperen van Polanen), dr. van Diederick (Dirck) van Polanen (2e Heer van Asperen, drost van Heusden.) en Elburg van Arkel van Asperen, geb. Brakel circa 1360, vrouwe van Langerak,
, Lijftocht 5-11-1360 van haar eerste man. Zij wordt ook Katharijnen van Asperen vrouwe van Brakel genoemd, tr. (2) circa 1385 met Wouter van Heemskerk,
, 20 januari 1367 Wouter van Heemskercke, ridder, geeft aan het klooster van Sint Jan te Haerlem 8 pond hollands jaarlijks uit een stuk land geheten Braens venne, gelegen bij het huis te Heemskercke, voor het houden van zielmissen voor wijlen zijn vrouw, Margrete van Moermont. Hij is kinderloos overleden.
'Heer Reynout van Brederoede, Bailliu van Kennemer-landt, poogheden eenighe tot Castricum doodt te slaen, maer misluckt zijnde, namen de vlucht opten Slote van Eemskerck, dies den Hertogh het Slot dede belegghen, onder 't beleydt van Heer Dirck van Polanen, die daer voor lagh elf weken, doen wierde het op genade opgegeven, ende Heer Wouter van Eemskerck wierdt ghevanghen geset, maer wierde daer nae metten Hertogh versoent, ende kreegh sijn goedt weder, ende sterf anno 1380' (bron: Generale Privilegien ende Hantvesten van Kennemer-landt ende Kennemer-ghevolgh, B. van Santen,1652). Dit moet zich afgespeeld hebben tussen 1367 en 1380, dus in de tijd dat Wouter van Heemskerck getrouwd was met de dochter van zijn belager. Uit dit huwelijk geen kinderen.
tr. circa 1407
met
Johan baron van Broekhuizen en Weerdenborch1,3, zn. van Willem van Broekhuizen (ridder, raad, erfdrost en erfhofmeester van Gelre in 1390) en Agnes de Cock van Waardenburg, geb. Leersum circa 1382, ovl. in 1451,
, Johan heer van Broeckhuisen en Weerdenborch. Hij deelde zijn wapen met Weerdenborch, zijnde het volle wapen van Châtillon, en hij en zijne nakomelingen komen gemeenlijk eenvoudig voor onder den naam van Weerdenborch of Weerdenburg. In 1424 kocht hij van Willem heer van Wachtendonk, bastaardzoon van hertog Reinoud, de heerlijkheden Well en Ammerzode. Uit zijn huwelijk met Adriana van Brakell, dochter van Stees, heer van Langerack, en van Catharina van Polanen van Asperen, had hij vier kinderen. Johan heer tot Broeckhusen, Weerdenborch end Amersoyen ontfengt dat erfhovemeisteramt shertogdoms van Gelre met sijnen tobehoren, tot Zutphenschen leenrechten met twee silveren schoetelen end een pond goets gelts te verhergewaden, a°. 1427. 2 silveren schotelen, die opt minste weert sullen sijn 70 golden rhijnsgulden, met den onraet daerneven. Uit de Kroniek Werken Gelre nr. 5 (1904) pagina 55 : Johan van WEERDENBURG her Willems oudste soen van BROECHUSEN was seer groot ende vet ende was die ZEVENDE heer van WEERDENBERCH, dat hi ontfinc van hertog Willem van Gelre etc. na inhout sijns vaders testaments waarbij als leenmannen: her Hubert heer van CULEMBORG en her Robert van APPELTERN, rittere, int jaar 1401.
Johan van Broeckhuysen, heer te Loo en Geysteren, ambtman van Goch c.1430/51, erfhofmeester van Gelre. Na dode zijns
broers Willem in 1429 erfde hij van hem Huis en heerlijkheid Geisteren; Huis Loo ligt bij Alpen, dat hij erft van zijn vader Willem in 1415- Van zijn broer Willem had hij ook de pandschap van Kessel geërfd. De totale schuld van de hertog beliep 4.775 overlandse rijnsguldens, waarvoor hertog Arnold hem in 1434 alle inkomsten uit het land van Kessel en Venray verpandde. In of voor 1437 was hij gehuwd met Anna van der Straten, erfdochter van Johan, ridder, ambtman van Goch, tr. (2) met Anna van der Straten. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Uit dit huwelijk 4 kinderen:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Gerrit | *1410 | Leersum | †1443 | Erkelenz [Duitsland] | 33 | 1 | 6 |
2 | Staesken | *1412 | Leersum | | | | 0 | 0 |
3 | Agnes | *1430 | | †1489 | | 59 | 2 | 2 |
4 | Henrica | | | | | | 1 | 0 |
>
Willem van Broekhuizen
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Willem van Broekhuizen1, ridder, raad, erfdrost en erfhofmeester van Gelre in 1390, heer van Spaland en Oostrum, ovl. voor 22 jul 1415,
, Willem van Broekhuizen, de oudste zoon van de heer van Broekhuzen. Hij erfde van zijn vader de heerlijkheden Broekhuizen, Loe en Ingher Walacken (= het huidige Wallach, gelegen in de buurt van Xandten bij Alpen aan de Rijn in Duitsland). Hij verkreeg de heerlijkheden Spraland en Oostrum als onderpand van Daniel van Apeltern. Toen die zijn schuld niet kon aflossen kocht hij deze heerlijkheden. Hij heeft waarschijnlijk op dezelfde wijze de heerlijkheid Geysteren en Oirlo verworven. Hij bezat het pandrecht op het kasteel van Grebben en de tol van Venlo. Hij kocht het Gelderse erfhofmeesterambt van verre familie te weten Jacob, heer van Mirlaer en Johanna van Broekhuizen. Hij was gehuwd met Agnes de Cock, erfdochter van Waardenburg.
Hij overlijdt omstreeks 1415 want dan vindt een boedelscheiding plaats.
Heer Willem van Broeckhuisen, ridder, werd heer van Weerdenborch door zijn huwelijk met Agnes van Weerdenborch of Weerdenburg, dochter van Gerhard, vijfde heer van Weerdenborch (uit het geslacht de Cock), en van Henrica van Culenborch. Hij kocht in 1390 het erfhofmeesterambt van Gelder van Jacob van Mierlaer. Uit hem stamt de tak der heeren van Weerdenborch (Zie hierover o. a. het opstel van wijlen Mr. J. Gerdes Oosterbeek, archivaris van Gelderland in den Gelderschen Volksalmanak voor 1874, blz, 7 ; Mr. W. van de Poll, het kasteel Waardenburg, in het bij de wed”. van Wermeskerken te Tiel uitgegeven tijdschrift:
Gelderland, 1853 ; Dr. Schotel, Ammerzode in de Bijdragen
voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde. Ie R, IV, 123; enz.). zie ook: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven door Is. An. Nijhoff, Korrespondent der Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Kunsten en Wetenschappen, Opzigter van het Provinciaal Archief van Gelderland. IIIde Deel, 4de Stuk, en IVde Deel, 1ste en 2de Stuk. Te Arnhem, bij Is. An. Nijhoff. 1842 en 1843.- Vader:
Johan van Broeckhuijsen [, zn. van Johan III Heer van Broeckhuijsen (ambtman van Rheinberg 1315-1354) en Sophie van Loe, ridder,
, heer Johan van Broeckhuisen, ridder, gemeld verschillende malen tusschen de jaren 1343 en 1379, was zeker een zoon van Johan en N. van Moerkercken voornoemd. Zijne vrouw was uit het geslacht Buderick, hare moeder uit dat van Loë, tr.
tr. circa 1380
met
Agnes de Cock van Waardenburg1 (de Cock van Weerdenburg), dr. van Gerard de Cocq van Waardenburg (5e heer van Waardenburg) en Hendrica van Culemborch, geb. circa 1360, ovl. circa 1404,
, het komt zelden voor dat de stichtingsdatum van een kasteel bekend is, met "de Waardenburg" is dat wel het geval. Op 5 augustus 1265 gaf graaf Otto II van Gelre de dorpen Hiern, Neerijnen en Opijnen aan Rudolph de Cock, ridder, die daartegenover zijn bezittingen in Rhenoy afstond. Toen deze Rudolph het dorp Hiern (de oude naam van het dorp Waardenburg) in leen had gekregen, wilde hij er zich ook vestigen. Hij vroeg dus aan zijn leenheer, graaf Otto, toestemming om een woning te mogen bouwen. Hij gaf Rudolph dan ook vergunning om te "timmeren", maar het bouwwerk mocht niet meer kosten dan 300 Leuvense Ponden. Zijn gelijknamige zoon volgde hem op en bouwde het uit, evenals diens zoon Johan. Uit het huwelijk van Gerard de Cock en Henrica van Culemborg kwam alleen de erfdochter Agnes die de bezittingen via haar huwelijk (kort voor 1385) inbracht bij Willem van Broeckhuysen. In 1415 overleed deze en kwam het aan de oudste van 9 kinderen, namelijk Willem en toen deze al snel overleed aan diens broer Johan van Broeckhuysen (een grote en vette man volgens de Waardenburgse kroniek), die trouwde met Adriana van Brakel. Hun zoon Gerard van Broeckhuysen trouwde in 1434 met Walraven van Brederode. Hun zoon Johan kreeg op circa 10 jarige leeftijd de beschikking over onder andere Waardenburg en overleed in 1468. In 1470 volgde zijn enige en minderjarige zoon Gerard hem op. Zijn zus Walraven volgde hem in 1494 op en trouwde met Otto van Arkel waardoor het in deze familie kwam. In 1574 is het kasteel door Lodewijk, graaf van Nassau, broer van prins Willem I, verwoest. De toenmalige bewoonster (Catharina van Gelder, weduwe van Walraven van Arkel) was Spaansgezind en weigerde zich over te geven. De schade was aanzienlijk en nooit meer is het slot deze slag te boven gekomen. Haar kleinzoon, Thomas van Thiennes, verkocht het aan Johan Vijgh in 1618. In 1700 werd het gekocht door de Friese adellijke familie Van Aylva, waarbij in 1800 A.J.W. van Aylva huwde met Frederik baron van Pallandt, welke familie het tot 1971 in bezit had.
Uit dit huwelijk 8 kinderen:
>
Agnes de Cock van Waardenburg
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Kwartierstaat van Fred Spaans
Agnes de Cock van Waardenburg1 (de Cock van Weerdenburg), geb. circa 1360, ovl. circa 1404,
, het komt zelden voor dat de stichtingsdatum van een kasteel bekend is, met "de Waardenburg" is dat wel het geval. Op 5 augustus 1265 gaf graaf Otto II van Gelre de dorpen Hiern, Neerijnen en Opijnen aan Rudolph de Cock, ridder, die daartegenover zijn bezittingen in Rhenoy afstond. Toen deze Rudolph het dorp Hiern (de oude naam van het dorp Waardenburg) in leen had gekregen, wilde hij er zich ook vestigen. Hij vroeg dus aan zijn leenheer, graaf Otto, toestemming om een woning te mogen bouwen. Hij gaf Rudolph dan ook vergunning om te "timmeren", maar het bouwwerk mocht niet meer kosten dan 300 Leuvense Ponden. Zijn gelijknamige zoon volgde hem op en bouwde het uit, evenals diens zoon Johan. Uit het huwelijk van Gerard de Cock en Henrica van Culemborg kwam alleen de erfdochter Agnes die de bezittingen via haar huwelijk (kort voor 1385) inbracht bij Willem van Broeckhuysen. In 1415 overleed deze en kwam het aan de oudste van 9 kinderen, namelijk Willem en toen deze al snel overleed aan diens broer Johan van Broeckhuysen (een grote en vette man volgens de Waardenburgse kroniek), die trouwde met Adriana van Brakel. Hun zoon Gerard van Broeckhuysen trouwde in 1434 met Walraven van Brederode. Hun zoon Johan kreeg op circa 10 jarige leeftijd de beschikking over onder andere Waardenburg en overleed in 1468. In 1470 volgde zijn enige en minderjarige zoon Gerard hem op. Zijn zus Walraven volgde hem in 1494 op en trouwde met Otto van Arkel waardoor het in deze familie kwam. In 1574 is het kasteel door Lodewijk, graaf van Nassau, broer van prins Willem I, verwoest. De toenmalige bewoonster (Catharina van Gelder, weduwe van Walraven van Arkel) was Spaansgezind en weigerde zich over te geven. De schade was aanzienlijk en nooit meer is het slot deze slag te boven gekomen. Haar kleinzoon, Thomas van Thiennes, verkocht het aan Johan Vijgh in 1618. In 1700 werd het gekocht door de Friese adellijke familie Van Aylva, waarbij in 1800 A.J.W. van Aylva huwde met Frederik baron van Pallandt, welke familie het tot 1971 in bezit had.- Vader:
Gerard (Gerrit, Johan ?) de Cocq van Waardenburg, zn. van Johan de Cocq van Waardenburg (4e heer van Waardenburg) en Agnes van Mirlaer, 5e heer van Waardenburg, ovl. tussen 5 jun 1403 en 11 sep 1409 , , Hertog Willem van Gelder vergunde aan Gerhard, heer van Weerdenborch, dat de oudste zoon van zijne dochter Agnes en van heer Willem van Broeckhuisen, Weerdenborch zoude erven, en den naam en het wapen van Weerdenborch mocht aannemen, 1397. Gezien de bekende beleningsreeks van Weerdenberg lijkt het erop, dat Agnes enig kind was. Gerard de Cock van Weerdenberg stelt ook in 1397 duidelijk, dat hij zijn kleinzoon Johan van Broeckhuysen tot zijn erfgenaam maakt van Weerdenberg, via zijn dochter Agnes. Gerard de Cock van Weerdenberg is kort daarop overleden, tr. Waardenburg circa 1355.
|  |
tr. circa 1380
met
Willem van Broekhuizen1, zn. van Johan van Broeckhuijsen (ridder) en Elisabeth van Buderich, ridder, raad, erfdrost en erfhofmeester van Gelre in 1390, heer van Spaland en Oostrum, ovl. voor 22 jul 1415,
, Willem van Broekhuizen, de oudste zoon van de heer van Broekhuzen. Hij erfde van zijn vader de heerlijkheden Broekhuizen, Loe en Ingher Walacken (= het huidige Wallach, gelegen in de buurt van Xandten bij Alpen aan de Rijn in Duitsland). Hij verkreeg de heerlijkheden Spraland en Oostrum als onderpand van Daniel van Apeltern. Toen die zijn schuld niet kon aflossen kocht hij deze heerlijkheden. Hij heeft waarschijnlijk op dezelfde wijze de heerlijkheid Geysteren en Oirlo verworven. Hij bezat het pandrecht op het kasteel van Grebben en de tol van Venlo. Hij kocht het Gelderse erfhofmeesterambt van verre familie te weten Jacob, heer van Mirlaer en Johanna van Broekhuizen. Hij was gehuwd met Agnes de Cock, erfdochter van Waardenburg.
Hij overlijdt omstreeks 1415 want dan vindt een boedelscheiding plaats.
Heer Willem van Broeckhuisen, ridder, werd heer van Weerdenborch door zijn huwelijk met Agnes van Weerdenborch of Weerdenburg, dochter van Gerhard, vijfde heer van Weerdenborch (uit het geslacht de Cock), en van Henrica van Culenborch. Hij kocht in 1390 het erfhofmeesterambt van Gelder van Jacob van Mierlaer. Uit hem stamt de tak der heeren van Weerdenborch (Zie hierover o. a. het opstel van wijlen Mr. J. Gerdes Oosterbeek, archivaris van Gelderland in den Gelderschen Volksalmanak voor 1874, blz, 7 ; Mr. W. van de Poll, het kasteel Waardenburg, in het bij de wed”. van Wermeskerken te Tiel uitgegeven tijdschrift:
Gelderland, 1853 ; Dr. Schotel, Ammerzode in de Bijdragen
voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde. Ie R, IV, 123; enz.). zie ook: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven door Is. An. Nijhoff, Korrespondent der Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Kunsten en Wetenschappen, Opzigter van het Provinciaal Archief van Gelderland. IIIde Deel, 4de Stuk, en IVde Deel, 1ste en 2de Stuk. Te Arnhem, bij Is. An. Nijhoff. 1842 en 1843.
Uit dit huwelijk 8 kinderen:
>
Jolanda van Gennep
in
Genealogie van Arnold IV van Flodrop van Wachtendonk.
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Jolanda (Johanna) gravin van Gennep1, geb. Gennep het koor van de kerk te Vianen op 1 jan 1350, ovl. Santpoort slot Brederode op 29 mrt 1413. |  |
- Moeder:
Johanna Both van der Eem1,3,4, dr. van Hendrick Both van der Eem en Hadewich van Cralingen, geb. in Lotharingen circa 1317, ovl. Utrecht in 1373,
, Erfdochter van de Heerlijkheden van der Eem, van de Alm en kasteel Almstein
Johanna "Janne" Both van der Eem, gelijftocht (1330), geboren vóór 1317, waarschijnlijk dochter van Hendrick [Both] van der Eem (zie V-b) en [Hadewich?].
Johanna wordt op 14 maart 1330 gelijftocht met "De tiende aan de Dussen op 50 a 60 pond" door haar echtgenoot Daniel van der Merwede. Zijn moet dus reeds getrouwd zijn in of vóór 1330. Voor het huwelijk zal ze minstens 12 jaar geweest zijn en dus geboren in of voor 1317. Ze kan dus geen dochter zijn van Margaretha van Arkel, waarvan wordt vermoed dat ze rond 1312/1318 geboren is.
Bron: Ons Voorgeslacht 1996, pagina 239-246.
Johanna is dus niet dezelfde persoon als Johanna Both van der Eem, dochter van Gijsbrecht van der Eem en Margaretha van Arkel. Toch moet ze nauw verwant zijn want haar zoon Daniel VIII van der Merwede was aanwezig met de oorkonde in verband met de huwelijksgift bij het echtpaar Johanna Both van der Eem en Jan van Gennep. Een mogelijkheid zou dus kunnen zijn dat Johanna een zuster is van Gijsbrecht. In dat geval is de aanwezige Daniel VIII van de Merwede een neef van Johanna Both van der Eem.
Geen zus van Gijsbrecht
Overzicht van de relaties tussen Gijsbrecht en Johanna Both van der Eem
Er volgt echter een huwelijk tussen Willem van Brederode en Margaretha van der Merwede. Van dit huwelijk is geen dispensatie in vierde graad bekend die echter wel zou moeten bestaan in eerder vermeld relatie. Het niet bestaan betekent niet dat het er niet geweest is, maar er van uitgaande dat deze niet nodig was betekent dat Gijsbrecht en Johanna geen broer en zuster waren maar een neef en nicht van elkaar. En dan is Daniel VIII van der Merwede en Johanna, dochter van Gijsbrecht en Johanna, achterneef en achternicht van elkaar, wat nog steeds zijn aanwezigheid verklaart bij de oorkonde van de huwelijksgift.
Familiewapen van der MerwedeJohanna is getrouwd vóór 14 maart 1330 met Daniel VII van der Merwede, vermeld (1317-1345), knaap (1325), ridder (1328), baanderheer (1341), heer van der Merwede, gesneuveld op 26 september 1345 te Staveren, zoon van Daniel VI van der Merwede (heer van de Merwede, Wieldrecht en Oversliedrecht) en Beatrix van Alkemade.
Gravure van het kasteel van der Merwede.
Gravure van het kasteel van der Merwede.
Aan de noordzijde van Dordrecht ligt de ruine van het kasteel te Merwede. Het werd gebouwd voor 1307. Waarschijnlijk was de stichter Daniel's vader Daniel VI van der Merwede, maar dit kan niet met zekerheid gezegd worden. In 1410 was Margaretha van der Merwede, de echtgenote van Willem van Brederode, de bewoonster van dit kasteel. Het kasteel werd verwoest rond 1418. De restanten werden door de omwoners gebruikt, onder andere voor het bouwen van de Grote Kerk in Dordrecht. Met de Sint-Elisabethsvloed van 1421 werd het volledig een ruine dat met zijn funderingen in het water van de Merwede stond. In 1449 werd door de magistraat van Dordrecht verboden om nog verder stenen van de ruine te gebruiken.
1337: Akte van borgstelling door Johanna van Henegouwen, Willem IV, Gerard van Voorne en Daniël van de Merwede voor de lijfrentebrieven van Willem III aan Willem van Duivenvoorde.
Op 9 april 1341 begunstigde graaf Willem IV zijn getrouwen, waaronder Daniël van de Merwede met enkele feodale voorrechten, vanwege het feit dat zij kort tevoren baanderheren geworden waren. Deze bijzondere heffing heeft misschien plaatsgevonden tijdens of na het beleg van Doornik in september 1340. Een baanderheer was iemand die tenminste 50 gewapenden onder zijn banier kon aanvoeren.
Bron: "Creatie van de baanderheren", Brokken, pagina 60; "Heren van de Merwede", Lenselink, pagina 13, noot 57.
Het was met deze plechtigheid dat Jacob van Maerlant een gedicht voordroeg: "Die doot maect cont allene das / Wies de mensce werdich was. Scone vorme ende zuver leven / Selden sijn si gevriende bleven. Niet nes so diere, vondemens vele / Men sout copen omme niet te spele. Men weent langere omme goet / Dan men omme vriende doet. Omme vrient weent men lose trane / Maer om ghelt rechte vraye, ic wane. Alse vele alse wast dijn ghelt / Also vele wast met ghewelt. Die wille van vort te winne meer: / Ghelt wachtmen nauwe in allen keer. Hier endt nu altemale / Die proverbien van Juvenale."
Bron: Nieky Klaus.
Mede hierdoor heeft hij het recht van onsterfelijk leen verkregen op zijn bezittingen, 'omme den voirsz. staet dair hi toe gecomen es mede te beledene ende te houdene als daer toe behoert'. Het zou niet besterven zolang hij een wettige nakomeling had bij Johanna, zijn vrouw, 'est zone, est dochter'. Na de dood van zijn kinderen zouden de lenen echter weer als rechte lenen vererven.
Bron: "Heren van de Merwede", Lenselink, pagina 13, noot 57; "Charters van Holland en Zeeland", deel II, van Mieris, pagina 649-650.
In de dramatische veldslag bij Staveren in 1345 kwamen veel Hollandse edelen om, onder hen Daniël van de Merwede. Tijdens die noodlottige gebeurtenis was zijn zoon, Daniël van de Merwede nog minderjarig. Hij trad pas voor het eerst op in 1348.
Bron: "De heren van Arkel", Groesbeek, pagina 178; Croniken, pagina 191, cLXXXI, tr. (2) met Daniel VII van der Merwede. Uit dit huwelijk 11 kinderen, waaronder.
tr. Gennep in 1368
met
Reinoud I van Brederode1, zn. van Dirk III van Brederode (5e heer van Brederode) en Beatrix van Valkenburg, geb. Santpoort slot Brederode in 1337, baljuw van Kennemerland, ovl. in 1390,
, volgde in 1377 zijn vader op als 6e heer van Brederode. Hij werd in 1358 door de ruwaard aangesteld als baljuw van Kennemerland, onderscheidde zich na 1372 in dienst van Machteld van Gelre.
Uit dit huwelijk 4 zonen:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Dirk | *1365 | Santpoort | †1415 | Zelhem | 50 | 0 | 0 |
2 | Jan | *1367 | Santpoort | †1415 | Azincourt [Frankrijk] | 48 | 1 | 0 |
3 | Willem | *1374 | Santpoort | †1451 | | 77 | 1 | 0 |
4 | Walraven I | *1370 | Santpoort | †1417 | Gorinchem | 47 | 1 | 3 |
>
Carel van Belle de jonge
in
Genealogie van Bruno van Este.
Kwartierstaat van Fred Spaans
Carel van Belle de jonge, drossaart en stadhouder van de lenen van Langerak.tr. in 1723
met
Egeria Adriana Sybilla barones van Gendt, dr. van Adriaan baron van Gendt en Elisabeth Maria prinses van Portugal, ovl. in jul 1733, otr. (1) Den Haag op 25 nov 1703, tr. Den Haag op 16 dec 1703 met Adrian Gustav baron van Hompesch tot Walburg, kolonel van het Regiment Garde-dragonders, ovl. in 1710. Uit dit huwelijk een dochter
>